Sint Adrianusgesticht

Het Adrianusklooster met aangrenzende meisjesschool

Het gebouw werd in 1906/1907 in opdracht van het RK Kerkbestuur gebouwd. Het klooster vertoont opmerkelijk veel overeenkomsten met de gebouwen van architect J. Heijkants. Het gebouw toont stijlelementen van het eclecticisme en de neorenaissance. Het gebouw heeft globaal een U-vormige plattegrond.

  • In de op het zuiden gelegen voorgevel toont de gevelsteen de tekst: PRIM.LAP.POS./ A. FRENKEN – PASTOR/ ANNO DOM. 1900.
  • In de topgevel zien we drie nissen, in de middelste staat een beeld van de H. Adrianus.
  • De ramen van de kapel hebben glas-in-loodramen.
  • Aan de voorzijde van het pand wordt het terras omgeven door een smeedijzeren sierhek op een laag bakstenen muurtje.
  • De Engelse tuin heeft een Lourdesgrot.

Op 11 september 1907 deden zes zusters van de congregatie van de Zusters van Liefde uit Schijndel hun intrede, om zich te wijden aan het onderwijs van meisjes en de verzorging van ouderen uit het dorp en omliggende dorpen.

Het gebouw werd in 1913 uitgebreid door de bouw van onder meer een mannenafdeling, een washuis, een stal en een schuur. Ook de kapel werd toen vergroot. In 1927 werd het gehele complex aan de zusters van Schijndel verkocht. In 1938 werd aan het complex nog een kleuterschool toegevoegd. De meisjesschool werd in 1963 een gemengde school. De laatste jaren werd het gebouw bewoond door zo’n veertig bejaarden en 13 zusters.

 Sindsdien is het een aantal malen verbouwd. De belangrijkste wijziging betrof de sloop van de noordelijke vleugel, waarin een aantal dienstvertrekken (onder andere een wasserij) was ondergebracht. Op de voormalige binnenplaats zijn tegen de zuidvleugel en de westvleugel moderne aanbouwen gebouwd.

Het einde van de bejaardenhuis / school / klooster-bestemming van het gebouw kwam, toen in 1971 de nieuwe basisschool ‘De Hoge Waai‘ in gebruik werd genomen en vervolgens begin 1972 het nieuwe verzorgingstehuis ‘Het Hoge Veer’ gereed kwam. Op 16 april 1972 namen de zusters afscheid van Raamsdonk

Van klooster naar ontmoetingscentrum

Op 29 mei 1972 startte een werkgroep de poging om het gebouw te behouden voor het dorp en er een centrale accommodatie voor het dorp van te maken. Na anderhalf jaar van overleg, rapporten, acties kwam op 20 december 1973 het groene licht voor de noodzakelijke grondige verbouwing, die in november 1974 werd afgerond, onder meer met de inzet van veel Raamsdonkers. Op 25 januari 1975 vond de officiële opening plaats. In 2000 vierde het Ontmoetingscentrum het 25-jarig bestaan met een jaar lang jubileumactiviteiten.

Rond 1990 is een grondige renovatie van zalen, café, toiletten en voorzieningen uitgevoerd. In 2001 is het interieur geheel gemoderniseerd.

Heden is er een grootscheepse renovatie van het klooster gaande, na jaren van voorbereiding is daar in 2021 mee gestart, de werkzaamheden worden volgens de planning half 2022 afgerond.

St. Adrianus school

Pastoor Frenken van Raamsdonk vond het bezwaarlijk dat de roomse meisjes uit zijn parochie naar de roomse school in Waspik of Raamsdonksveer moesten. Het kerkbestuur keurde Frenkens voorstel voor een eigen school met een eigen liefdegesticht meteen goed. Zusters uit Schijndel krijgen was lastiger. Na lang aanhouden kreeg pastoor Frenken toezegging.
Het gesticht werd op een bouwplaats vlak bij de kerk gebouwd. Pastoor Frenken legde op 17 juli 1906 de eerste steen en op 31 augustus 1907 werd het St. Adrianusgesticht opgeleverd. Op 11 september 1907 werden de zusters feestelijk ontvangen. Het klooster was met hulp van de zusters uit Raamsdonksveer en enkele bezorgde dorpelingen ingericht. De scholen werden ingericht en van meubels en leermiddelen voorzien.
Zo kon op 16 september begonnen worden met het lager onderwijs en de bewaarschool. De dag begon met een H. Mis waar ook de schoolkinderen bij aanwezig waren, waarna de schoollokalen werden ingezegend. Twee dagen na de aankomst van de zusters werd er al een oude vrouw opgenomen in het gasthuis. Twee weken later kwam de zuster voor de naaischool.
In 1909 kwam de heerbroer van de pastoor in het St. Adrianusgesticht wonen waar hij twee kamers kreeg. Hij werd één van de beste weldoeners van het klooster, waar hij op eigen kosten veel tot stand bracht zoals de aanleg van een tuin met een imitatie-Lourdesgrot.
Toen in 1913 zuster Laurentia kwam te overlijden, werd een eigen kerkhof noodzakelijk. In dat zelfde jaar werd er een nieuw gasthuis gebouwd.
Op 19 december 1924 vierde pastoor Frenken zijn gouden priesterfeest, op 28 december overleed hij. Zijn opvolger, pastoor van Heeswijck, liet bij het klooster een processiepark aanleggen met daarin een H.Hartmonument en een kiosk.
In 1936-37 werd het uitgebreid met een nieuwe vleugel in traditionalistische stijl, de Agneskleuterschool.
Op 5 mei 1972 verlieten de zusters het klooster.

De St. Adrianus-meisjesschool was tot 1926 de voorloper van de R.K. meisjesschool.

Zoals U ziet is het leeftijdsverschil op de foto heel groot en staan er ook jongens op,

dit komt omdat de kleuterschool tot 1937 onderdeel was van de  school.

Wie weet wie er op staan?

(foto-668) Circa 1914 – St. Adrianus school.

43. Paike van Strien 42. Griet Balmakers 41. 40. 39. 38. 37. 36. 35. 34. 33. 32. 31. Marie de Wijs 30. Tonia Bouwen 29. Grarda van Spelde 28. 27. 26. 25. 24. 23. 22. 21. 20. 19. 18. 17. 16. 15. 14. 13. 12. 11. 10. 9. 8. 7. 6. 5. 4. Dien van Loon 3. jaan Fijneman 2. Pit van Helvert 1. Lien Broekmans

Ga langzaam met de muiscursor over een gezicht en een nummer of een nummer met naam verschijnt. Indien u daar ALLEEN EEN NUMMER ziet staan is de naam nog onbekend.
Herkent u personen die nog niet bij ons bekend zijn, of staat er een foutieve naam bij een persoon of bij de omschrijving van de foto, dan kunt u dit in het reactieformulier onderaan deze pagina aanvullen of verbeteren. U kunt ook op het fotonummer tussen de haakjes (.) klikken om ons een mail met uw aanvulling / vraag / opmerking te sturen.

Sint Leo school

Sint Leo school

St. Leo

St. Leo
SRH 20 maart 2014

De R.K. BASISSCHOOL voor jongens is gesitueerd aan de westelijke zijde van het kerkplein, in het centrum van Raamsdonk. De “Sint Leoschool” werd gebouwd in 1926, in een regionale variant van de Amsterdamse School. Sinds de jaren ’70 fungeert de school als verenigingsgebouw.

In 1998 werd tegen de westgevel van de school een appartementencomplex gebouwd.

Omschrijving

Het schoolgebouw heeft een globaal L-vormige plattegrond. Aan de westzijde is een modern tweelaags appartementencomplex tegen de school aangebouwd. Eén bouwlaag onder een samengesteld, overstekend schilddak, gedekt met verbeterde Hollandse pannen. Geprofileerde bakgoot. In het zuidelijke, westelijke en oostelijke dakschild van de westvleugel brede dakvensters. De gevels zijn opgetrokken in baksteen, met decoratief metselwerk in de plint.

De asymmetrische voorgevel (westgevel) van de westelijke vleugel is ter plaatse van de twee tegen de voorgevel gesitueerde klaslokalen voorzien van grote rechtgesloten drielichtsvensters, met ladderroeden in de bovenlichten. De ingangspartij wordt gemarkeerd door een torenachtige opbouw met afgeschuinde hoeken, waarboven een torenhelm. Hierin een portaal met afgeronde hoeken. Hierin een moderne vleugeldeur. Boven het portaal een breed vierruits venster en een beeldnis met beeld, voorstellende de heilige Leo. Aan weerszijden hiervan smalle drieruits vensters.

De kopse (noordelijke) gevel van de westvleugel heeft in het midden een uitbouw onder lager schilddak, met aan weerszijden hiervan lage uitbouwen onder plat. Het middendeel wordt op de hoeken gemarkeerd door pilasters. Rechtgesloten vensters met tweeruits ramen. In de oostelijke uitbouw een portaal met betonnen luifel, waarin de achteringang.

De achtergevel (oostgevel) gaat gedeeltelijk schuil achter een éénlaags aanbouw, die de school met het appartementengebouw verbindt. De gevel toont een geleding door middel van pilasters.

De zuidgevel van de zuidelijke vleugel wordt geleed door pilasters. Hiertussen kruisvensters met kleine roedenverdeling (ladderroeden in de bovenlichten), geheel links twee tweeruits vensters met ladderroeden. Geheel rechts gaat de gevel schuil achter een vensterloze aanbouw onder plat.

De oostgevel van de zuidvleugel toont eveneens een pilastergeleding. Links twee tweeruits ramen, gedeeltelijk dichtgezet. Rechts twee grote drielichtsvensters met bovenlichten. In de noordgevel van de zuidvleugel twee drielichtsvensters met bovenlichten.

Inwendig toont het gebouw in hoofdlijnen nog de oorspronkelijke indeling. Aansluitend op de vestibule een L-vormige gang. Hieraan liggen in de westelijke vleugel tegen de voorgevel twee grote lokalen. Ten zuiden van de vestibule/gang in de zuidvleugel een gymnastieklokaal en kleedruimte. Op de zuidoostelijke hoek van de zuidvleugel een derde lokaal. In de gangen nog (delen van) de oorspronkelijke tegellambrisering.

St-Leo-gebouw
Waardering

Het schoolgebouw van de R.K. Basisschool “St. Leo” is van algemeen belang. Het object bezit cultuurhistorische waarde als bijzondere uitdrukking van een sociaal-economische en geestelijke ontwikkeling: het illustreert de ontwikkeling van het katholieke basisonderwijs in kleinere dorpen in het interbellum. Voorts is het object van belang als illustratie van de typologische ontwikkeling van het schoolgebouw. Het object heeft architectuurhistorische waarde vanwege de toegepaste stijl, een regionale variant van de Amsterdamse School. Het object heeft ensemblewaarde vanwege de bijzondere situering aan een plein, dat naast de R.K. kerk wordt gedomineerd door gebouwen van katholieke instellingen. Voorts is het beeldbepalende schoolgebouw van belang voor het aanzien van de historische kern van Raamsdonk.

Bron: monumentenregister cultureelerfgoed

Leerplicht

Leerplicht is de wettelijke verplichting om kinderen onderwijs te laten volgen. Wanneer sprake is van de verplichting om dit aan een school te doen, wordt dit schoolplicht genoemd. Leerplicht en schoolplicht verschillen van land tot land, waarbij in sommige landen thuisonderwijs wel toegestaan is en in andere landen niet of slechts onder bepaalde voorwaarden.

De inburgeringswet in Nederland valt niet onder de leerplichtwet, maar betekent in de praktijk wel de verplichting tot leren voor veel nieuwkomers en oudkomers, met sancties voor wie hier niet aan voldoet.

Geschiedenis
De eerste leerplichtwet in Nederland werd aangenomen in 1900 en trad in werking op 1 januari 1901. Deze wet verplichtte kinderen van 6 tot 12 jaar tot het volgen van onderwijs. De leerplicht startte dus bij de aanvang van het schooljaar nadat de kinderen ten volle 6 jaar geworden zijn. Voor sommige kinderen werden uitzonderingen gemaakt, zoals voor boerenkinderen tijdens de oogsttijd. Dochters mochten ook thuisblijven om het gezin te verzorgen.

De leerplichtwet van 1900 werd met 50-49 stemmen aangenomen, doordat een tegenstander (Francis David Schimmelpenninck) van zijn paard was gevallen en daardoor niet kon stemmen. Het paard is verstandiger dan zijn meester zeiden voorstanders van de leerplichtwet. Tegelijk lieten de liberalen het doodzieke Kamerlid Jacob Johan van Kerkwijk (1830-1901), die vóór zou stemmen, met een rijtuig naar Den Haag brengen. Vooral onder de christelijke partijen was verzet, omdat zij het bestaansrecht van christelijke scholen bij wet geregeld wilden hebben. Dit gebeurde pas bij de Grondwetswijziging van 1917 (Artikel 23 van de Grondwet). De socialisten waren ook tegen de wet, maar dan omdat zij de wet niet ver genoeg vonden gaan. De leerplichtwet 1900 kende als speciale vorm van onderwijs ook nog het huisonderwijs (zoals dat in adellijke families toen nog voorkwam) als geldige vorm van onderwijs, mits door een bevoegde onderwijzer gegeven. Had dat huisonderwijs er niet in gestaan, dan zouden diverse Kamerleden tegen hebben gestemd.

In 1928 werd de leerplicht verlengd van 6 naar 7 jaar en in 1942 naar 8 jaar.

Deze leerplicht gold overigens niet voor “trekkende” kinderen zoals van schippers, zigeuners en kermisvolk. Zij werden pas in de volgende aanpassing meegenomen (Leerplichtwet 1969).

In 1969 werd een nieuwe leerplichtwet ingevoerd, vanaf dat moment heet de wet Leerplichtwet 1969. De leerplichtperiode werd verlengd naar 9 jaar. Verder werd bij wet een toezichthouder aangesteld (de leerplichtambtenaar), die op naleving van de leerplichtwet moest toezien, ter vervanging van de vroeger bestaande commissies tot wering van schoolverzuim. Huisonderwijs als mogelijkheid om de leerplicht te vervullen werd afgeschaft.

In 1975 werd de leerplichtperiode nog eens verlengd, naar 10 jaar en werd toegevoegd dat een kind na 10 jaar nog partieel leerplichtig (2 dagen per week) is tot en met het schooljaar waarin het kind 17 is geworden. Ook werd bepaald dat meerderjarigheid niet langer een criterium is om aan de leerplicht te ontkomen. Dit laatste werd toegevoegd omdat steeds meer allochtone meisjes voor hun 18e trouwden en zo voor de wet meerderjarig werden en niet langer leerplichtig waren. De partiële leerplicht werd veelal vervuld (als men niet naar een dagschool bleef gaan) op een vormingscentrum, waar veel maatschappijleer e.d. werd gegeven om de jongeren weerbaarder te maken. Velen ontdoken echter deze partiële leerplicht en werkgevers wilden geen jongeren van 16 aannemen omdat ze die twee dagen in de week verlof moesten geven (en 17-jarigen een dag).

Per september 1985 werd de Wet op het Basisonderwijs ingevoerd. Daarbij wordt de kleuterschool voor kinderen van 4 en 5 jaar samengevoegd met de lagere school tot de basisschool. Tegelijkertijd wordt het begin van de leerplicht vervroegd. Tot dan toe moesten de kinderen naar school aan het begin van het schooljaar als ze 6 jaar waren, of voor 1 oktober (de peildatum) 6 jaar zouden worden. Van die tijd af moesten kinderen naar school vanaf de eerste schooldag van de maand na de maand waarin ze 5 jaar worden.

Per 3 december 2007 is de partiële leerplicht vervallen.

Huidige regeling
De leerplicht wordt geregeld in de Leerplichtwet 1969 (inclusief de daarna plaatsgevonden wijzigingen[6] van een aantal artikelen). Dit betekent dat kinderen tussen de 5 en 16 jaar oud leerplichtig zijn. Sinds 1 augustus 2007 geldt de kwalificatieplicht. Jongeren tussen de 16 en 18 jaar zijn jongeren moeten aan deze startkwalificatie voldoen. Ze voldoen hieraan als ze een diploma op minimaal mbo-niveau 2 of minimaal havo of vwo hebben gehaald. Het doel is om voortijdige schooluitval te bestrijden.

De leerplicht begint op de eerste dag van de maand na de vijfde verjaardag (in Europees Nederland) of vierde verjaardag (Caribisch Nederland) van een kind. Bij aanvang van de leerplicht is een kind dus minimaal 5 (of 4) jaar en een dag en maximaal 5 (of 4) jaar en een maand.

In de leerplichtwet is vastgelegd dat ouders ervoor moeten zorgen dat hun kinderen bij een school staan ingeschreven en dat zij de school bezoeken.[7] Vanaf de leeftijd van 12 jaar zijn leerplichtige jongeren zelf ook verantwoordelijk voor regelmatig bezoek van de school waar zij staan ingeschreven. Het aan regels binden van schoolverzuim om regelmatig schoolbezoek te verzekeren is een manier om te bereiken dat zo veel mogelijk jongeren zo veel mogelijk lesuren bijwonen.

Vrijstelling
Volgens de wet[8] kunnen kinderen worden vrijgesteld van leerplicht. Dit betekent dat ouders hun kind niet hoeven in te schrijven op een school. Kinderen gaan dan ook niet naar school maar krijgen, in de meeste gevallen, thuisonderwijs of een andere vorm van vervangend onderwijs.

In Artikel 5 van de leerplichtwet staan de volgende gronden voor vrijstelling. De ouders zijn vrijgesteld van de verplichting om te zorgen, dat een jongere als leerling van een school staat ingeschreven, zolang

de jongere op lichamelijke of psychische gronden niet geschikt is om tot een school dan wel een instelling te worden toegelaten;
zij tegen de richting van het onderwijs op alle binnen redelijke afstand van de woning – of, indien zij geen vaste verblijfplaats hebben, op alle binnen Nederland – gelegen scholen onderscheidenlijk instellingen waarop de jongere geplaatst zou kunnen worden, overwegende bedenkingen hebben;
de jongere als leerling van een inrichting van onderwijs buiten Nederland staat ingeschreven en deze inrichting geregeld bezoekt.

Tijdelijke uitzonderingen
Leerlingen voor wie het volgen van volledig dagonderwijs niet haalbaar is, kunnen gebruikmaken van de vervangende leerplicht. Hieraan zijn strenge regels verbonden. De vervangende leerplicht geldt voor jongeren vanaf 14 jaar. Het is de bedoeling dat leerling na een jaar weer instroomt in het reguliere onderwijs. Burgemeester en wethouders beslissen over een verzoek tot vervangende leerplicht.

Bij ziekte, schoolsluiting en vervulling van plichten die voortvloeien uit godsdienst of levensovertuiging kunnen/hoeven leerlingen de school niet te bezoeken. Ouders of verzorgers kunnen bij gewichtige omstandigheden (bijvoorbeeld in verband met huwelijken en sterfgevallen in de naaste familie, ernstige ziekte van ouders en zeer slechte weersomstandigheden) verlof aanvragen bij de directeur van de school.

Ook bestaat de mogelijkheid om extra vakantieverlof (maximaal 10 schooldagen) bij de directeur van de school aan te vragen. Dit verlof geldt alleen voor gezinnen die vanwege seizoensgebonden werkzaamheden in de zomermaanden niet op vakantie kunnen. In de praktijk is de kans dat vakantieverlof wordt toegestaan doorgaans nihil. Immers de leerplichtambtenaar controleert de scholen hierop en kan bestraffend tegen de directeur optreden indien deze op oneigenlijke gronden extra vakantieverlof zou toekennen. Dient men een verzoek in bij de directeur van de school en weigert deze het verlof, dan kan men binnen zes weken een bezwaar- en evt. beroepsprocedure beginnen na de bekendmaking ervan. Voor ander verlof dan vakantieverlof voor meer dan tien dagen dient een verzoek in gediend te worden bij de leerplichtambtenaar van de woongemeente (idem voor bezwaar enz.).

Ook ouders die hun kinderen toestaan ‘schoolziek’ te zijn, overtreden daarmee de leerplichtwet en zijn strafbaar. Het is een misverstand dat kinderen recht hebben op een of meer baal- of snipperdagen. Directeuren kunnen elke dag (elk uur) van ongeoorloofd verzuim melden aan de leerplichtambtenaar. Vanaf drie dagen verzuim is een schooldirecteur in het primair en voortgezet onderwijs dit verplicht te melden. Voor mbo-instellingen geldt die verplichting bij een verzuim van 1/8 deel van het aantal uren les- of praktijktijd in vier opeenvolgende weken.[9] Indien een directeur het verzuim niet meldt aan de Leerplichtambtenaar is hij zelf strafbaar en kan de Leerplichtambtenaar de directeur straffen door een proces-verbaal tegen hem op te maken.

Toezicht en handhaving
De leerplichtwet bepaalt dat gemeenten toezicht houden op de leerplicht. Bijna iedere gemeente heeft daarom tegenwoordig[(sinds) wanneer?] een leerplichtambtenaar die controleert of iedere leerplichtige jongere ingeschreven is bij een school en gaat na wat de reden is als jongeren (vaak) wegblijven van school. De leerplichtambtenaar kan een proces-verbaal opmaken voor bijna elke ongeoorloofde afwezigheid. De boete kan bij wegblijven wegens vakantie oplopen tot 500 euro of meer, dit wordt door de rechter bepaald. Bijvoorbeeld ouders die hun kind meenemen naar wintersport of ouders die naar het land van herkomst teruggaan en een paar weken te laat terugkomen. De meeste scholen geven het verzuim echter niet volledig door aan de leerplichtambtenaar, ook om de verhouding met de ouders goed te houden.

Voorstellen voor strenger toezicht op particuliere scholen
In 2007 was er een wetswijziging van de leerplichtwet in behandeling bij de Eerste en Tweede Kamer.[10] Deze wetswijziging beoogt onder andere aanscherping van de criteria waaraan niet door de staat bekostigde (particuliere) scholen moeten voldoen. De Raad van State heeft negatief geoordeeld over dit wetsvoorstel. Volgens de Raad houdt het voorstel een beperking van de grondwettelijke vrijheid van onderwijs in en is het voorstel overbodig omdat slecht presterende scholen ook onder de huidige wetgeving kunnen worden aangepakt. De Tweede Kamer heeft het wetsontwerp goedgekeurd terwijl de Onderwijsraad in het geheel niet is gehoord. De Eerste Kamer heeft hierop de nodige aanmerkingen gemaakt en de minister en de staatssecretaris om opheldering gevraagd.

Particuliere scholen met een sterk vernieuwende instelling zijn fel gekant tegen het wetsvoorstel. Zij voelen zich ernstig in hun vrijheid beperkt. Bovendien hebben zij zelf geen rechtsingang voor bezwaar en beroep als zij het over de inrichting van het onderwijs niet met de inspectie eens zijn. De ouders van leerlingen worden op grond van overtreding van de leerplichtwet in rechte betrokken.

Inburgeringswet
De inburgeringswet valt niet onder de leerplichtwet, maar betekent in de praktijk wel de verplichting tot leren voor veel nieuwkomers en oudkomers omdat zware sancties opgelegd kunnen worden.

Geschiedenis van het onderwijs in Nederland

De geschiedenis van het onderwijs in Nederland in een tijdlijn:

  • 1806 – De onderwijswet van 1806 zorgt voor onderwijs op christelijke basis
  • 1815 – ‘Organiek Besluit (1815)’ (Koninklijk Besluit 2 augustus 1815, aangaande de organisatie van het hoger onderwijs)
  • 1848 – Vrijheid van Onderwijs komt in de grondwet: hoogtepunt van de schoolstrijd
  • 1857 – Onderwijswet van 1857
  • 1859 – Voor het eerst rapporteert de overheid de balans van het openbaar basisonderwijs
  • 1863 – Nieuwe wet op het Middelbaar onderwijs
  • 1866 – Invoering algemene spelling van De Vries en Te Winkel
  • 1874 – Kinderwetje van Van Houten, verbood kinderen tot 12 jaar in fabrieken te werken
  • 1876 – Nieuwe wet op het Hoger onderwijs
  • 1895 – opkomst van het zaakonderwijs van Jan Ligthart, als afzetting tegen het aanschouwend onderwijs
  • 1900 – Eerste leerplichtwet in Nederland
  • 1909 – Eerste lyceum door Rommert Casimir in Den Haag
  • 1910 – Aanname van de Leerplichtwet
  • 1914 – Eerste montessorischool
  • 1920 – Gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs (1917?[1])
  • 1923 – Eerste vrije school naar Rudolf Steiner in Den Haag
  • 1930 – Eerste Daltonschool (Vijfde Hoogere Burgerschool) in Den Haag
  • 1934-1936 – Nieuwe spelling van Marchant
  • 1963 – Eerste Jenaplanschool
  • 1968 – Nieuw onderwijsbestel door de Mammoetwet
  • 1974 – Discussie over middenschool
  • 1985 – Invoering basisschool: kleuterschool en lagere school worden samengevoegd
  • 1992 – Invoering VBO (voorbereidend onderwijs) de voortzetting van het lager beroepsonderwijs (LBO)
  • 1993 – Wet Basisvorming in de onderbouw van de middelbare school
  • 1998 – Invoering Tweede Fase: de vakkenpakketten worden vervangen door profielen
  • 2003 – Vorming vmbo uit mavo en VBO